7 november 2013
Het platform BK organiseerde vanavond met het Materiaalfonds en het Mondriaanfonds een voorlichtingsavond over de huidige subsidiemogelijkheden van de overheid. Na het interview dat Eelco van der Lingen met directeur van het Mondriaanfonds Birgit Donker hield en publiceerde op trendbeheer is dit een tweede gelegenheid waarbij het Mondriaanfonds duidelijk probeert te maken wat de mogelijkheden zijn en welke ruimte er is om die mogelijkheden eventueel aan te passen of op te rekken. Het is een nieuwe wind die waait, het fonds probeert transparant te werken en staat open voor suggesties ten aanzien van aanpassingen. In grote lijnen wordt de bal terug gespeeld naar de kunstenaars, als die met iets interessants komen zal er altijd naar gekeken worden en eventueel kunnen de regels aangepast worden als dat zinvol lijkt. De kort geleden aangetreden directrice Birgit Donker weet op sympathieke manier de mogelijkheden te verwoorden en stelt zich open en aanspreekbaar op. Het lijkt een dienstbare houding te zijn.
Ook op vragen uit het publiek werd geëngageerd gereageerd en er werd niet echt iets bij voorbaat onmogelijk gevonden. De nieuwe lijn is dat er geen geld meer wordt gegeven voor levensonderhouod, maar gericht voor projecten. Er moet ook eigen geld geïnvesteerd worden en dat moet dan komen uit sponsoring of crowdsurfing. Mij lijkt dat sponsoring voor individuele kunstenaars een wat ongelijke strijd is met instellingen. Robert Jan Verhagen van LhGWR merkte terecht op dat dat in de praktijk neerkomt op de eigen familie, vrienden en werkomgeving en dan wordt het een soort mantelzorg voor kunstenaars.
Zelf blijf ik toch altijd weer zitten met de manier waarop de commissies kwaliteit bepalen. Daar draait alles om. Als een kunstenaar kan aanbellen met een project en als het Mondriaanfonds het interessant vindt is veel mogelijk dan vraag je je als afgewezen kunstenaar toch af of je dan zo on-interessant bent geweest. De verantwoordingen voor de afwijzingen zijn in dergelijke gevallen, en ik heb er een aantal gelezen, vaak in algemeenheden gesteld waar je niet echt iets aan hebt. De gevaren van peer-review zijn de laatste tijd meer dan genoeg in het nieuws om je ook in dit geval af te vragen hoe de besluiten worden gemonitord en of er statistiek op wordt losgelaten om te zien of er bijvoorbeeld geografische of opleidingstendenzen in de toekenningen te vinden zijn die onnatuurlijk lijken.
Wat kunstenaars nodig hebben is toch een manier om door te kunnen blijven werken en niet op water en brood te werken op een koude zolderkamer. Het lijkt me te simpel om te suggereren dat je er dan mee op moet houden, omdat je praktijk niet rendeert zoals de politiek nu steeds meer wil zien.