13 januari 2020
Bauhaus is honderd jaar geleden in Weimar opgericht door Walter Gropius en dat was het afgelopen jaar internationaal aanleiding tot veel terugblikken. West, dat de door Marcel Breuer gebouwde voormalige Amerikaanse Ambassade in gebruik heeft, vond dit jubileum een gelegenheid om een tentoonstelling te organiseren over de verwevenheid van Bauhaus kunstenaars met het Nazisme en het latere militair-industriele complex in de Verenigde Staten. De tentoonstelling is samengesteld door Hans D. Christ en Iris Dressler, beiden verbonden aan de Württembergischer Kunstverein.
In 1919 was de eerste wereldoorlog juist afgelopen en er was behoefte aan nieuwe idealen. Eerder ontstond het futurisme in Italië, het Vorticisme in Engeland en dada in Zürich. Allen waren kritisch op de tot dan toe heersende ideeën in de kunst en wilden het liefst alles vernietigen om opnieuw te beginnen. Het Bauhaus wilde een combinatie van het Engelse Arts & Crafts idee uitwerken: de combinatie van kunst en kunstnijverheid moest nieuwe mogelijkheden naar voren brengen. Nieuwe leefomstandigheden moesten ontwikkeld worden voor de burgers van een door oorlog en technologische, sociale en economische omwentelingen veranderende maatschappij.
Wat deze tentoonstelling laat zien is dat de gerichtheid op de maatschappij studenten en docenten van Bauhaus ook daadwerkelijk heeft laten functioneren in de maatschappij zoals die zich ontwikkelde. Dat die maatschappij in Europa nazistisch werd en dat diverse deelnemers aan Bauhaus later in Duitsland tijdens het “Wirtschaftswunder” en in de Verenigde Staten tijdens de enorme economische ontwikkeling na de tweede wereldoorlog ook minder politiek correct zeer actief waren is dan niet heel vreemd.
De tentoonstelling laat veel voorbeelden zien van dit soort engagement waarbij opvalt dat de meer humanistische ideeën totaal ontbreken. De mens wordt gezien als onderdeel van een machine en als zodanig behandeld: leefruimtes worden precies op de mens afgemeten, productiviteit wordt wetenschappelijk geoptimaliseerd, zelfs voor gehandicapten. De productielijn van Henri Ford, een economische innovatie die de autoverkoop in de V.S. enorm deed toenemen, werd later opnieuw uitgevonden en verbeterd, ten koste van de arbeiders.
Het valt op datin deze tentoonstlling voornamelijk de toegepaste kunsten worden genoemd. Mensen als Johannes Itten, die de befaamde “vorkurs” ontwikkelde, Joseph Albers en zijn vrouw Anni Albers, die later in de Verenigde Staten actief was bij Black Mountain College en nog later aan Yale University èn bijvoorbeeld Theo van Doesburg die toch ook met niet geringe idealen bij Bauhaus betrokken is geweest worden niet genoemd in dit verband.
Bovendien worden ook een aantal contemporaine kunstenaars getoond die nogal verwarrend werken in het verhaal dat weliswaar door het gebouw van Breuer gestructureerd wordt, maar af en toe ook wat gefragmenteerd over komt. Bij deze wat indrukken:

































