15 april 2021

12 april 2021
Bij Parts Project was ik gisteren ook om de tentoonstelling van de Chinese schilder Zhang Shujian te zien. De tentoonstelling is gecureerd door Melle Hendrikse die tien jaar geleden enthousiast reageerde op het eindexamenwerk van deze kunstenaar in Beijing en hem vroeg in zijn Chinese galerie C-Space te exposeren. Het werk van de kunstenaar werd in Azië succesvol en is ook door Nederlandse verzamelaars verworven. Zo is het relatief onbekende werk van Shujian nu ook in Den Haag te zien.
Op het eerste gezicht is het werk dat voornamelijk uit portretten bestaat fotorealistisch, tot je bij nadere beschouwing elementen ziet die daar helemaal niet bij horen. Waar huidstructuur, haren of vochtige ogen onwaarschijnlijk precies en in effectieve kleuren zijn weergegeven zijn andere details weer heel pragmatisch heen en weer of op en neer gekwast en zijn details in de schouders of kleding slordig weergegeven. Zo is bijvoorbeeld achter de precies geschilderde baard van de Fellaheen de structuur van een horizontaal geschilderde achtergrond te zien. Die achtergronden zijn over het algemeen abstracte grijzen, maar geen ruimtelijk gegeven om de geschilderde figuur. In sommige gevallen lijkt het portret wel uitgesneden en op de achtergrond geplakt.
Op een bepaalde manier doet het werk aan dat van Philip Akkerman denken die zich uitputtend in de techniek van klassieke Europese meesters heeft verdiept om die vervolgens in zijn zelfportretten toe te passen, maar die techniek dan in onderdelen uiteen te laten vallen. Ook de Chinese kunstenaar heeft de Europese fijnschilders bestudeerd door ze te kopiëren zoals bijvoorbeeld in het doek Skin Weave No. 2 is te zien dat naar een portret van Hans Baldung-Grien is geschilderd.
Heel bijzonder zijn ook de uitsneden die de kunstenaar soms van zijn onderwerpen maakt, de nadruk komt op de vormen van de zware schaduwen in het gezicht en de geschilderde huidstructuren te liggen. De schilderijen worden er abstract van. Ondanks mijn initiële verwachting is dit toch een fascinerende tentoonstelling die de moeite waard is om te bezoeken.
11 april 2021
Het galeriewezen is blij dat er weer wat bezoekers kunnen worden ontvangen en er vinden dus steeds meer tentoonstellingen plaats. Na al het on-line gebeuren is het een genoegen werkelijke tentoonstellingen te bezoeken. Ik was bij galerie Ramakers waar Ton van Kints nieuw werk laat zien en waar André Kruysen een aantal studies toont voor een groot werk dat hij maakte, Inner Vision genaamd. het is een reactie op het beeld Testa + casa + luce van Umberto Boccioni. Dat laatste beeld is vernietigd, maar als je foto’s opzoekt lijkt het een soort lachende Boedha die in modernistische elementen uiteen valt. Formeel een gedecoreerde massa, gesloten en niet heel aantrekkelijk. Kruysen wil commentaar leveren op het modernisme dat in het begin van de vorige eeuw begon en maakte dus studies die open zijn. Transparante vormen die massa hebben, organisch ogen en binnen- en buitenruimte verbonden en in een esthetisch evenwicht houden.
Ton van Kints gaat verder waar hij mee bezig is, maar een nieuwe stap doet zich voor: hij stapelt oude werken tot wat zich laat aanzien als wandsculpturen. In zijn eerdere werk zaagde hij vormen uit ronde houten platen die hij er vervolgens gedraaid met pijn en moeite (en nietjes) weer invoegde. Deze “koekoeksnesten” kregen door de behandeling een heel eigen karakter. Het nu getoonde werk wordt met eerder werk als materiaal tot iets anders gemaakt. De stapelingen zijn niet zo transparant als eerder werk (waarin hij de samenstellende delen zichtbaar hield), maar worden bewerkt met epoxy. Daarnaast wordt door de formaten en de manier waarop de werken op elkaar worden bevestigd ook spelletjes gedaan met het perspectief. Het lijken wel wormen die uit de muur kruipen of er in willen verdwijnen. Onder sommige werken worden dan ook nog zwermcellen aangebracht, zakjes waarin de koningin van een bijenvolk zich ontwikkelt en van waaruit daarna jonge bijen de wereld over zwermen. Van Kints heeft duidelijk ambitie met zijn werk, maar wil het toch ook wel bij elkaar houden. Een klassiek dilemma voor een kunstenaar die misschien met moeite aanziet hoe de wereld met zijn werk aan de haal gaat. Als het zo door gaat zal hij daar echter weinig aan kunnen doen, want er hangen heel wat rode stippen in deze tentoonstelling.
9 april 2021
Zojuist lag DeFKa Research SC03 in de bus waarvoor enige tijd geleden inzendingen werden gevraagd middels een open call. Het thema van het magazine is Humor, Ironie en Parodie. Zelf schreef ik een essay The Lying Poet dat geplaatst werd. De titel verwijst naar een tekst van de Joodse Mysticus Meshullam da Piera waarvan ik eerder teksten voor mijn beeldende werk heb gebruikt.
Het SC03 telt 178 pagina’s en is overal, in de reguliere boekhandel en online, verkrijgbaar met het ISBN 9789464350470. Prijs € 36,50.
Een opmerking uit mijn essay:
Zelf moest ik in dit verband denken aan de gespletenheid van de contemporaine kunstenaar in de culturele wereld: de privépersoonlijkheid en de publieke persoonlijkheid, of zoals Marcel Proust het noemde “de schrijver en de man van de wereld”. Je kan je afvragen of de “man van de wereld” een leugen is die de schrijver/kunstenaar perverteert.
Hier een indruk van het magazine:
8 april 2021
In Berlijn vindt een galerieweekend plaats ondanks alles. Bij Michael Haas is Peter Böhnisch te zien:
6 april 2021
In het kader van het Beuys-jaar, het is 100 jaar geleden dat Joseph Beuys werd geboren, worden allerlei activiteiten georganiseerd. Een daarvan is de tentoonstelling Mataré+Beuys+Immendorf in de kunstacademie in Düsseldorf. Tussen de drie kunstenaars bestond een leraar-leerling verhouding en ze waren alle drie professor aan de academie.